Zullen we eens mét elkaar gaan praten in plaats van over elkaar?

Er wordt wat geschreven en gepraat over anderen. Over benoemingen, collegae, politici, enz. Er zijn genoeg mensen, organisaties, enz. die graag wat meer deugen dan de ander. Die het beter weten of beter zouden doen. Die duurzamer, socialer, slimmer, enz. zijn. Er wordt wat vergeleken in deze wereld. We beoordelen en oordelen op basis van achtergrond, sekse, geloof, opleiding, rollen, posities, bezit, macht, functie, enz. Ons zelfbeeld en mensbeeld, en ons beeld van de ander, wordt vaak bepaald door wat we wel en niet hebben en door de buitenkant. Niet door wie we zijn!

Een leuke, maar zeker ook confronterende en nuttige oefening is de volgende:

Stel je voor dat reïncarnatie bestaat en jij en de ander in een vorige of volgende incarnatie in een geheel ander milieu, met een andere levensbeschouwing, andere huidskleur, andere rol, enz. geboren bent en wordt. En dan niet alleen Geert Wilders als moslima, Johan Derksen die in een volgende incarnatie een overtuigd socialist is en de leden van het huidige demissionaire kabinet die in een volgende incarnatie als vluchtelingen in een bootje op de oceaan dobberen, maar jij ook in een context die je nu totaal vreemd is.

Dat blijkt een goede oefening om ons serieus eens te verplaatsen in de ander en die eens proberen te begrijpen. Mijn ervaring is dat luisteren naar mijzelf, naar de ander en naar het andere levenslang leren is.

Ik heb daarbij het geluk gehad dat ik als kind niet beter wist dan dat ik rood bloed had en dat dat op enig moment (ook) blauw bleek te zijn. En dat mensen in mijn omgeving dat negatief begonnen te labelen. En dat ik als kind al merkte dat er oordelen geveld werden over anderen. Zonder hoor en wederhoor. Het onderscheid tussen binnen- en buitenkant, vertrouwen en wantrouwen, leugen en waarheid, leerde ik al snel. Waarbij ik mij afvroeg: “Wie ben ik nou?” En ik had vervolgens het geluk dat iemand mij op mijn vijftiende adviseerde mijn zielsverlangen te volgen en mijn eigen keuzes te maken. Ik mocht dus mijzelf zijn. Dat was mijn redding. Mijn ervaring is dat jezelf worden en zijn óók levenslang leren is.

Ik ben benieuwd wat men nu van mij vindt als ik nu wereldkundig maak dat ik als klein kind een door mijzelf zo genoemde “Jantje de nikkerpop” had en ik die in een rode reiswieg naakt voor de huisdeur van mijn peettante neerlegde (omdat ik niet bij de bel kon) met de onuitgesproken vraag of zij er weer wat kleertjes voor wilde breien. Ben ik nu toen al verdorven? Of maakte het mij toen al niet uit? Op de middelbare school trok ik op met meisjes met een donkerder huidskleur. Tientallen jaren later vertelde een Ghanees mij, tot mijn verbazing, dat er door mensen met een donkere huidskleur onderling ook gediscrimineerd wordt. Hoe donkerder je huidskleur des te minderwaardiger ben je, vertelde hij mij. Ik heb vrouwen ontmoet met prachtig rood haar, maar die zijn ook niet altijd aardig. Kortom: “Wie zijn we van buiten en wie zijn we van binnen?”, that’s the question”.

Mensen zijn boeiend nietwaar! Hoe nuttig en waardevol hersenonderzoek ook is, we zijn niet onze hersenen, we hebben ze. Maar we hebben ook een hart, een ziel en onze ledematen. We kunnen dus bewust worden, bewust zijn en bewust doen. En ook op zielsniveau naar onszelf, de ander en het andere luisteren. Zullen we daar eens met elkaar over schrijven en praten?

Wil jij rode of witte wijn, of liever een biertje?